
21. Ziek is ziek, afspraak is afspraak
Blijkbaar staan we bij vluchtelingen bekend als paracetamolvolk. “Jullie nemen paracetamol voor alles!” riep B. een keer uit, een Afghaanse man die zijn winterjas de hele winter zowat niet uit heeft getrokken, ook al stonden onze blaaskachels op tien. Een van zijn klasgenoten jouwde er in gebroken Nederlands achteraan dat ook de huisarts je altijd naar huis stuurt met het advies paracetamol te nemen. Hij droeg regelmatig twee truien over elkaar en hield zijn capuchon in die koude maanden steevast op, uit zijn bruine gezicht was toch alle kleur weggetrokken.
Ze hebben gelijk, realiseerde ik me, wij Nederlanders doen niet moeilijk over paracetamol. Een beetje pijn of middelmatige malaise en we nemen er een paar. Het is niets, tot het iets ergers blijkt. Ebt het weg met twee van zulke tabletten, dan stelde het überhaupt al weinig voor. Dus werk je door, tot het echt niet meer gaat. En zelfs als je dan naar de huisarts gaat, zal die je altijd vragen: heb je al paracetamol geprobeerd? Is het antwoord nee, dan weet de oplettende lezer al wat ‘ie zou zeggen. Maar als je ja zegt, krijg je alsnog min of meer hetzelfde advies. Hoog die dosis eerst maar eens op naar het toegestane maximum, dus drie keer per dag twee stuks à 500mg – je kunt ze gewoon halen bij het Kruidvat om de hoek, die rooie winkel ja, één euro negenendertig per pak, vijftig tabletten. En eerlijk is eerlijk, twee weken later voel je je in veruit de meeste gevallen inderdaad weer oké.
Onze leerlingen zien dit allemaal anders. Ze komen uit culturen waarin het normaler is om rust te nemen wanneer je pijn hebt of ziek bent. “Je lichaam laat zien dat je rustiger aan moet doen”, verklaarde M. toen we het over dit onderwerp hadden.
“Ja, ziek is ziek natuurlijk,” prevelde ik de klas in, terwijl ik nadacht over wat ze zei. Misschien zit er wel wat in, dat rust nemen, dat zie ik echt wel, maar aan de andere kant denk ik dat onze economie en huishoudens niet op dezelfde manier zouden kunnen blijven draaien als iedere Nederlander thuis zou blijven bij een beetje buik-, keel- of hoofdpijn. Nederland zou er zeker een menselijkere maatschappij door worden, maar zouden de euro’s blijven rollen, de treinen blijven rijden? Dat is weer een heel ander verhaal, daar moeten we het een andere keer nog maar eens over hebben.
“In Nederland is het zo: ziek is ziek, maar afspraak is afspraak”, zei M. toen, heel gevat, alsof ze mijn gedachten kon lezen.
Hoe dan ook, het regende ziekmeldingen afgelopen winter. We kregen dagelijks gemiddeld vijf appjes binnen met de boodschap: “I’m sick, ik kom niet.” Op sommige dagen waren de klassen leger dan vol.
Toegegeven: ik heb me weleens afgevraagd: zijn ze ziek, of hebben ze gewoon geen zin? En in het eerste geval: zijn ze wel écht ziek? Hondsberoerd? Of zouden ze met een paracetamol achter de kiezen prima in de les kunnen zitten? Pure projectie natuurlijk. Dat is wat ik zou doen, en dat is ook niet goed, heb ik gemerkt nadat ik einde herfst drie weken stug doorwerkte met een tbc-achtige hoest en maar heel langzaam herstelde.
Ik probeer mezelf sowieso aan te leren mijn eigen situatie niet klakkeloos met die van hen te vergelijken. Ten eerste komen zij nu eenmaal uit warme, droge klimaten met veel zon en is het ook een klap voor je systeem om dan ineens iedere ochtend door de kou en een gordijn van regen te moeten, met een spijkerbroek aan die vervolgens de hele dag klam blijft. Daarbij: die mensen hebben ongelooflijk veel meegemaakt. Meer dan het overgrote deel van de Nederlanders ooit mee zal hoeven maken. Wij kennen hun geschiedenis niet en kunnen ons niet eens voorstellen hoe hun leven hier nu is, en juist daarin zit ‘m de pijnlijke kneep.
Zo kwam N., een jonge jongen uit groep 1, ineens wekenlang niet opdagen op school. Niemand wist waar hij was – hij nam de telefoon niet op, reageerde niet op berichtjes. Twee van ons zijn naar hem toe gegaan om verhaal te halen, maar vonden hem in zijn azc-kamer op bed, ijlend van de koorts, slap van al dagen niet goed te hebben gegeten. Een zware longontsteking had hij. Dat kun je proberen uit te zingen op paracetamol, maar dat zouden zelfs Nederlanders niet zo snel proberen. Het ergste vond ik nog dat niemand voor hem aan de bel had getrokken, dat niemand hem had gezien.
Ook een andere jongen, A., had een dergelijk verhaal. Hij kwam in Ter Apel aan in vrieskoud januari. Zonder goede trui of schoenen aan, laat staan een degelijke jas – had hij überhaupt ooit een dikke winterjas gedragen? In die eerste weken is de kou in zijn botten gaan zitten en werd hij zo ziek dat hij niet meer kon lopen. Na het een paar weken op paracetamol te hebben geprobeerd – doktersadvies van een arts daar – moest hij worden opgenomen en kostte het hem vier maanden om weer rechtop te kunnen staan.
Die dingen zijn erg natuurlijk, maar we kunnen er niet omheen dat er ook gezeurd wordt. Over van alles. Hoofdpijn, schouderpijn. Knie- en teenpijn. Dus hebben we voor het geval dat een doosje paracetamol in de kast bij de deur liggen, eerste hulp bij verschijnselen van schoolziekte. Hier, probeer dat eerst maar eens.