
13. Gewoon die deuren open
‘Life begins at the end of your comfort zone.’ Die quote, van ik weet niet wie, appte een vriendin me, een week voor ik begon met lesgeven op school. Omdat ik zo zenuwachtig was.
Hoewel ik het een ongelooflijk cliché vond, bedacht ik me dat het ook zomaar waar kon zijn. Natuurlijk was het goed om nieuwe dingen te proberen. Iets te doen wat ik nooit zou doen als het me niet werd gevraagd. Zo kom je nog eens ergens, ontdek je nog eens wat.
Maar goed, mijn comfort zone houdt zowat op bij de voordeur. Voor de klas gaan staan was een flinke stretch. Ik doe het met plezier inmiddels, maar daarna wil ik mijn hoofd weer terugtrekken in mijn schild. Ik blijf wel lunchen, ik maak wel praatjes, maar dan wil ik naar huis.
Ik leer op dit vlak veel van mijn collega Arjuna. Volgens mij is er niemand die méér anders is dan ik. Ze komt al binnen met een anekdote, achter haar aan een grote bos rossig krullend haar. Ze zingt voor de klas, doet stemmetjes, lokt mensen met bombarie uit de tent. Hoe vaak hoor ik haar wel niet grappen maken, waarna iedereen lacht?
En ik dan, in de klas naast haar. Zeker ook grappig, daar niet van. Maar toch ook stil en serieus. En zo jaloers op haar losheid.
Laatst sprak ik haar. Ze zei dat ze op woensdag een middelmatige les had gehad. Ik zie nog voor me hoe ze daarna aan de lunchtafel zat. Niks aan de hand, etend en pratend met vijf mensen tegelijk.
Ondanks die les, ontstond er een gezellige warmte waarin het voelde alsof ze iets leuks met een paar leerlingen wilde gaan doen, ook al had ze eigenlijk de hele middag vrij.
Ik vond dat al iets. Mijn vrije middag is heilig. Ik heb er één in de week en dan wil ik een vriendin zien, hardlopen, mijmeren en niksen. Weg van werk in ieder geval.
Ook zou ik direct twijfelen of het wel een goed idee zou zijn om na school samen op te trekken. Natuurlijk zou ik wel meer van ze willen weten, vrienden worden, hun geluk kennen en hun verdriet. Zeker zou ik ze bij van alles willen helpen: brieven schrijven, mee naar afspraken. Maar waar trek je de grens? Voor wie wel en wie niet? Waarbij wel, waarbij niet? En daarna, als je dan ineens andere dingen aan je hoofd hebt en niets kan betekenen, dan laat je ze toch een beetje vallen. Dat zou ik lastig vinden.
Ondanks al die reserves, was ik opnieuw jaloers toen Arjuna vertelde hoe die middag verder was verlopen. Ze nodigde een paar leerlingen bij haar thuis uit voor thee en koffie. Ze woont op een boerderij en heeft een melkveebedrijf. Ik zag het helemaal voor me: hoe ze die acht kilometer naar Lettele fietste met drie leerlingen voorin in haar bakfiets. Alleen al de tocht, iets om nooit te vergeten. Dwars door het groene achterland. Hollandser glorie krijg je ‘t niet.
Ze liet me een foto zien van hoe ze daar zaten in haar keuken. Drie jongens van onze school aan tafel bij haar blonde, spierwitte man en kinderen, allemaal breed lachend en op ‘t oog gelukkig. Er stond een thermoskan op tafel en drie dampende bekers. Een tafereel om een schilderij van te kunnen maken.
Meteen ging het door mijn hoofd: er is toch geen betere manier om hen te laten zien wat Nederland is. Geen snellere weg om ze binding te geven met hun nieuwe omgeving, dan door gewoon je deuren open te gooien en te zeggen: dit zijn mijn huis, mijn kinderen, de bomen in onze tuin, mijn fiets, mijn tomatenplanten, het dak boven ons hoofd – kijk rustig rond, je bent meer dan welkom.
Volgende foto: N. en B. in de koeienstal. De een staat te melken of doet alsof, de ander staat met een hark of giek de stallen uit te mesten. Ze dragen van die typische donkerblauwe boerenpakken en hun gezichten stralen. Kijk ons hier nou staan, giechelt die foto, tussen de melkkoeien in de Achterhoek. We hadden het slechter kunnen treffen.
Daarna komt er nog een foto. N., die erg handig is, mocht iets bouwen van hout in de werkplaats naast de boerderij. Ik zie hem staan achter een grote tafel waarop hij een staketsel heeft gebouwd, een soort huis. Strak en goed in elkaar gezet. Achter zijn bril zie ik een andere blik in zijn ogen dan ik van hem ken: het onzekere, introverte heeft plaatsgemaakt voor een trotse, zelfbewuste glimmer.
“Wat leuk, zeg. Zo gezellig”, verzuchtte ik. En het stak een beetje, dat ik ben wie ik ben. Ik kom uit een warm gezin, maar de voordeur was – tenzij afspraak – in principe gesloten. Niet uit onaardigheid, maar uit behoefte aan tijd voor onszelf en misschien een beetje sociale onhandigheid – mijn ouders wilden niet op een onbewaakt moment gestoord worden of plotseling een andere avond te verduren krijgen dan waar ze zich op hadden ingesteld. Ze wilden altijd precies weten waar ze aan toe waren.
Terwijl: hadden ze dat zo nu en dan losgelaten, door wie zouden we dan verrast zijn, en wie waren we dan geweest?