
14. Een nieuwe vrijwilliger
Er was een vrouw binnen komen lopen. Op een doodnormale dinsdagmiddag. We hadden haar niet gehoord, waren allemaal bezig in onze klassen. Alleen Laura zat beneden in de hal aan haar bureau. Ineens keek ze op en daar stond die vrouw, Laura had geen idee hoe lang al.
“Kan ik u ergens mee helpen?”
Ze had gebeld, zei ze.
Laura herinnerde zich het telefoontje van die ochtend. Ze kwamen er niet helemaal goed uit tijdens dat gesprek. Laura dacht dat de vrouw voor taalles wilde komen, haar Nederlands was gebrekkig. Helaas moest ze de vrouw zeggen dat onze lokalen nu helemaal vol zitten, maar dat we haar zouden bellen zodra er weer plek was. Ze schreef haar nummer en naam op, plakte de post it op het beeldscherm.
Dat was blijkbaar niet waar ze voor belde, want nu stond ze alsnog voor onze neus.
Ze stelde zichzelf voor, een mooie naam met F. Bijzondere vrouw. Zevenentwintig pas, afkomstig uit Syrië. Drie kinderen en een kunstheup, dat wel al. Vanwege een bepaalde vorm van reuma, blijkbaar. Ze liep dus niet zo goed, was wel al ingeburgerd. Nu aan de uitkering. Daarom op zoek naar een manier om aan te tonen dat ze wel ook iets doet met haar tijd, want dat moet, anders stoppen ze die uitkering.
Of ze bij ons mocht werken. Of we simpelweg iets nuttigs te doen hadden voor haar. Dat thuiszitten vond ze vreselijk. Van dat niksen werd ze gek. Het ging haar niet om het geld.
Laura zei dat ze het goed begreep, maar dat ze zo snel niet kon bedenken wat voor taak ze haar kon geven, dat eigenlijk alles op dat moment wel geregeld was.
Onbewogen bleef F. staan. Of ze toch bij ons mocht werken.
“Eh,” zei Laura. “Ik wou dat ik iets voor je wist, maar hier hebben we op dit moment geen werk. Je kunt het denk ik beter bij een groter bedrijf vragen – overal is zat vrijwilligerswerk, misschien bij de buurtfabriek?”
Nee, zei ze, ik wil hier werken. Niet bij een groot bedrijf. Alleen hier.
“Ik snap je. Maar we hebben niks voor je op dit moment, helaas. Ik heb je nummer, zal je bellen zodra ik iets weet.”
Goed, zei ze, ik begin meteen.
Ze liep onze keuken in, alsof ze al wist waar die keuken was. Binnen vijftien seconden had ze een schort van de haak gegrist en stond ze de vaatwasser uit en daarna in te ruimen.
H., onze Vietnamese kok ging met vragende wenkbrauwen stug door de lunch voor te bereiden. Na de vaat hielp F. haar met wortels snijden, knoflook fruiten, bouillon koken, kommen en bordjes neerzetten – een theedoek over haar schouder geslagen, alsof ze nooit anders heeft gedaan. Alsof ze er altijd was geweest.