
2. A. en de lidwoorden
Zo zie ik A. voor me: scheurend door de Irakese woestijn in een Kia Sports Edition, smartphone op het dash geklikt. Achterover geleund, maar alert, onderweg naar een afspraak met een of andere multinational. Zijn gebruinde arm losjes in het open raam en met keurig opgeschoren haar, waarvan de langere bovenkant met gel strak achterover is gekamd. Verderop, in de ruimte tussen de bergen, trilt de hitte, en de zijspiegel waarin hij soms checkt of zijn haar nog goed zit, blikkert in het licht.
Dezelfde man als nu, maar in een ander leven. Een leven dat hem recht deed in een land dat hem perfect paste. Maar de situatie veranderde, politiek geweld nam het over. Spanningen maakten zijn leven onleefbaar, en hij nam de taak op zich zijn thuis achter te laten en naar Nederland te vluchten, in de hoop hier binnen een paar jaar zijn prachtige dochter en de rest van zijn familie veilig op te kunnen vangen.
In Nederland is alles anders voor hem. Hij wil nog altijd net zo veel doen als toen, zijn ambities matchen zijn cv. Artsendiploma op zak, International Business Administration afgerond. Op school zegt hij hoe graag hij zou werken in Nederland, in een ziekenhuis het liefst, of anders voor een groot bedrijf of goed hotel. Sowieso wil hij daarnaast de politiek in, voor een partij als de PvdA.
Maar hij krijgt nog niks voor elkaar. Zijn Nederlands is nog niet goed genoeg. Aan zijn intenties ligt het niet. Hij werkt hard, en iedere dag komt hij de klas binnen met een bulk energie. Zeker na het weekend, want dan heeft hij van alles te melden. Over zijn inspanningen bij het COA bijvoorbeeld of voor vluchtelingenwerk, en anders heeft hij wel een discussiegroep in de bieb bijgewoond of wijn gedronken bij een café. Wit of rood maakt hem niet uit, hij vindt allebei lekker.
Ik kan hem prima volgen, ook al is zijn taal nog een zooitje. Ik zou het Engerlabisch willen noemen: een mengvorm van Engels, Nederlands en Arabisch. Hoe kan het dat hij toch zo vlot babbelt, dat hij zich met zo veel bravoure door zijn verhalen heenslaat. Ik vind dat leuk en knap, maar hij zal voor een passende baan toch beter Nederlands moeten leren spreken.
Geef die man een boek om uit voor te lezen, dacht ik. Dat kan hij zo. Maar ook dan gebeurt er iets wonderlijks met zijn taal. In de klas doen we een oefening, een rollenspel uit het boek dat de leerlingen van A2 naar B1-niveau leidt. Het gaat over drie vrienden die meedoen aan een pubquiz. De vrienden zijn Annis, Boris en Camilla. Rico is de presentator. Ik wijs drie leerlingen aan om Annis, Boris en Camilla te vertolken. A. mag van mij beginnen als Rico, omdat ik de rol van presentator bij hem vind passen.
Hij begint. “Welkom allemaal in Bar Gezellig voor onze het de pubquiz. Ik ben Rico, jullie het de presentator”, leest hij aarzelend voor. “Speciaal voor jullie, maar ook voor het de rest, nog even het de regels. Jullie krijgen vijftig het de vragen. Voor elke vraag krijg je het de dertig seconden,” enzovoorts.
Ik onderbreek hem en vraag waarom hij steeds ‘het de’ voor zelfstandig naamwoorden zet. Hij kijkt me aan, glimlacht en begint te blozen. “Oh ja?” Hij kijkt van: doe ik dat? Ik zie dat hij het vervelend vindt. Hij wil het zo graag goed doen.
“Niet erg,” zeg ik, “maar let erop als je verder leest. Sowieso hebben zelfstandig naamwoorden altijd ‘de’ óf ‘het’ als lidwoord, nooit allebei. En soms worden ze weggelaten.”
Terwijl A. verder leest – nu gaat het beter – ga ik de regels na met betrekking tot lidwoorden. Wanneer woorden ‘het’ of ‘de’ krijgen, is een kwestie van leren. Er zijn wel regels, maar dat zijn er zoveel dat ik denk dat als ik die nu opschrijf, ik het juist onduidelijker maak.
Even gaan mijn gedachten naar vroeger, toen ik zelf nog verward kon zijn over lidwoorden. Er was een specifiek geval waar ik echt niet uitkwam. Zo gingen we – ik woonde nog in Amsterdam – weleens naar ‘het de Mirandabad’. Achteraf snap ik het: een zwembad – het zwembad – is vernoemd naar een politicus, de Miranda. Inmiddels hebben ze de naam van het bad veranderd in ‘de Mirandabad’. Beter, want het de Mirandabad? Kom op zeg mensen, dat kun je toch aan niemand verkopen.